Over de Biergilde-Dijleland


Het idee om een Biergilde op te richten onstond in 2007 bij de voorbereiding van de viering van de 100ste verjaardag van de pomp op het Gemeenteplein van Huldenberg. Norbert Mosselmans, een van de stuwende krachten achter die viering contacteerde amateur-bierbrouwer Christiaan Serrus met het voorstel om ter gelegenheid van de verjaardag, een speciaal bier te brouwen.

Het brouwen op zich, was en is voor Christiaan geen probleem. Maar hij zag wel onmiddellijk een aantal wettelijke, fiscale en andere problemen die bij een eventuele commercialisering van het product komen kijken. Het plan werd afgeblazen maar Christiaan bleef toch met de gedachte zitten om zijn hobby en vooral de resultaten ervan, voor een breder publiek toegankelijk te maken.


In de herfst van 2007 zocht Christiaan enkele kandidaat-leden en op 24 november 2007 werd in het Huldenbergse Pakhuis, ooit de opslagplaats van de Brasserie Saint-Roch, de stichtingsvergadering gehouden. Aanwezig waren Christiaan Serrus, Virgile Nijs en Willy Fluyt. Tijdens de stichtingsvergadering werd beslist dat magister Christiaan het voorzitterschap zou waarnemen en dat er in februari 2008 een eerste brouwactiviteit zou plaats hebben.

In de maanden daarna werd het stichtend gezelschap uitgebreid met andere leden. 

De Biergilde-Dijleland vzw streeft ernaar om kwaliteitsvolle bieren te brouwen en om die kwaliteit steeds maar te verbeteren. Eens we een bier hebben dat met kop en schouder boven zijn soortgenoten uitsteekt, bedenken we er een naam voor, ontwerpen we een geschikt etiket en laten we het bier in een erkende brouwerij brouwen. 

Intussen staan onze bieren op de kaart van een aantal horecazaken in Huldenberg en omgeving en worden ze te koop aangeboden in plaatselijke handelszaken.

Over het Brigandskwartier


In de beginjaren werd er voornamelijk in het gemeentelijk Pakhuis in de E.Gillisstraat gebrouwen. We beschikten er over de prachtig ingerichte keuken met de nodige potten en pannen en gasvuren. In de loop der jaren kochten we bijkomend materiaal en grondstoffen aan en die moesten we ergens kunnen opslaan. Daarom beslisten we om uit te kijken naar een eigen lokaal. Dat vonden we in een verlaten schuur naast het huisnummer 9 van de Elzasstraat in het centrum van Huldenberg.

Vermits we eerder al beslisten om onze bieren Charlepoeng te noemen, moesten we voor ons lokaal een naam vinden die daarbij past. Zo kwamen we op het idee om het lokaal tot Brigandskwartier om te dopen. Van de schuur maakten we een degelijke opslagplaats met nette muren, een houten vloer, kasten om alles netjes in op te bergen, frigo's, een koelcel enzomeer.

De ruimte naast de schuur hebben we ingericht om bezoekers te ontvangen en om onze zelfgebouwde brouwinstallatie een belangrijke plaats te geven.

Charlepoeng

Over Charlepoeng


De naam Charlepoeng is een verbastering van  Charles de Loupoigne.

Charles Jacqmin werd in 1761 geboren te Brussel als zoon van een jeneverstoker en handelaar.

Op 24 jarige leeftijd trouwde hij met een oude rijke weduwe die amper een jaar later stierf. Datzelfde jaar hertrouwde Charles met de 19-jarige Joanna Deinsman waarmee hij een wijnhandel begon.

De wijnhandel ging al vlug failliet en Charles werd een tijdje amtenaar in dienst van het Oostenrijks bewind.

In 1792 werden de Oostenrijkers verdreven door de Fransen, maar in 1793 keerden ze terug en Charles nam dienst als wervings officier voor het Oostenrijkse leger.

In 1794 werden de Oostenrijkers weer verslagen door de Fransen, te Fleurus, en Charles werd krijgsgevangen genomen. Hij kon ontsnappen en kwam in het verzet terecht.  Dat verzet werd gesteund door uitgeweken aristocraten.

 

De ‘sansculotten’ plunderden het land en er heerste ontevredenheid onder het volk. Ook de clerus werd niet gespaard door de Fransen. Kloosters en abdijen moesten een zware tol betalen. Dat verklaart waarom verzetslieden als Charles Jacqmin regelmatig op steun en onderdak konden rekenen in abdijen en kloosters, zoals in het Marollenklooster in Leuven, waar hij maar op het nippertje kon onstsnappen aan een Franse inval.

 

Charles trok rond in het department van de Dijle. In 1795 arriveerde hij in Loupoigne, een dorp in Waals Brabant, waar hij een tijdje verbleef, waar hij veel aanhang kende en waar hij zichelf de naam "Charles de Loupoigne" gaf. Zijn verzetsgroep bestond voornamelijk uit boeren die geronseld werden in de dorpen waar hij door trok. Veelal gebeurde dit in een achterkamertje van een café  waar de betrokkene, soms tegen zijn zin, de eed moest zweren aan de de commandant (Charles) en de Oostenrijkse Keizer. Hoewel Charles de Loupoigne zijn verzetsgroepen ‘Het Belgisch leger’ noemde, leek het meer op en stelletje ongeregeld. Hun activiteiten bestonden uit guerilla aanvallen tegen Franse legereenheden en munitiedepots, het plunderen van republikeinse geldkassen en het uitschudden van fransgezinden.

 

Regelmatig waren er verklikkers die de Fransen op de hoogte brachten van de doortocht van de brigands door hun dorp, maar tegen de tijd dat de Franse gendarmen uit Namen of Brussel ter plaatse kwamen, waren de vogels gaan vliegen. De leden van de groep hadden zich naar hun eigen boerderij begeven en waren weer op het land aan het werken.

 

1798 was het jaar van De Boerenkrijg (‘voor outer en heerd’), die slechts duurde van oktober tot december van dat jaar. Hoewel er van die periode raporten zijn van groepen brigands die door Huldenberg en Sint-Joris-Weert trokken, om onder andere Leuven van de Fransen te gaan bevrijden, is er van Charles geen activiteit bekend.

 

In 1799 verschenen de Oostenrijkers weer op het toneel en vormden een coalitie met Engelsen, Russen, Turken, enz tegen Frankrijk. Meteen trad Cousin Charles ook weer in de arena. Met verschillende aanslagen begon hij de Franse bezetter danig op de zenuwen te werken. Toch was hij met zijn bende ook niet overal even geliefd door de bevolking. De bevoorrading gebeurde hoe langer hoe minder spontaan en de rebellenleider moest meer en meer overgaan tot opeisingen.

 

Op 30 juli 1799 trekt Cousin Charles de Loupoigne door Neerijse met een twintigtal volgelingen. Enkele jonge boeren worden tegen hun zin ingelijfd bij de groep. Onder hen ene Guilliam Kriegels.

De groep trekt langs de Yse door Loonbeek en zo Margijsbos in.  Ze houden halt nabij het Keyhof om te rusten en de nieuwelingen te beedigen.

De hoefsmid Mertens van Loonbeek heeft de groep zien passeren en gaat naar Overijse de Franse gendarmen verwittigen. Er stond tenslotte een beloning van zeshonderd pond op het hoofd van Charlepoeng. Kriegels, die op wacht moest staan, besluit er vandoor te gaan en trekt langs de Vranksberg richting Duisburg. Daar wordt hij onderschept door de aankomende Fransen aan wie hij de schuilplaats van Loupoigne verklikt. De bende wordt omsingeld door de infanteristen. Verschillende brigands worden gedood. Charelpoeng wordt dodelijk getroffen. Zijn hoofd wordt afgehakt en mee naar Brussel genomen. Na identificatie wordt het hoofd op de Grote Markt op een paal gedurende 3 uur te kijk gesteld met het opschrift

‘Charles Jacqmin, dit Charles de Loupoigne, chef de brigands’


Opgetekend door Raymond Fluyt uit het boek "Cousin Charles de Loupoigne, Brigand uit het oude Brabant" van Erik Martens.